Op 6 juni jongstleden was het 75 jaar geleden dat de geallieerde invasie in Normandië begon, die uiteindelijk een einde aan de Tweede Wereldoorlog zou maken. Ik heb er weer veel beelden van bekeken. Jongens van 20, 21 jaar die vanaf een bootje wadend door het zeewater het strand proberen te bereiken, om vervolgens beschoten te worden door andere jongens van 20, 21 jaar. Oorlog is een smerig spel, het zou verboden moeten worden.
De beelden die ik zie doen me ieder jaar ook weer denken aan mijn vader. Die was 15 jaar oud toen de oorlog uitbrak. Op zijn 17-de riskeerde hij, waarschijnlijk of in ieder geval hopelijk onbewust, zijn leven door een bemanningslid van een neergestorte Britse bommenwerper, ook al een jongen van 21 jaar, achter op zijn fiets naar zijn dorp te brengen. Op zijn 19-de was er in zijn ouderlijk huis een topoverleg tijdens operatie Market Garden, waarbij onder anderen de Amerikaanse generaal Dempsey en de Britse veldmaarschalk Montgomery aanwezig waren. Toen de oorlog hier goed en wel voorbij was, was het zijn beurt: van 1947 tot 1950 nam hij als dienstplichtige deel aan de politionele acties in het toenmalige Nederlands-Indië. 25 was hij, toen hij naar huis terugkeerde. Wat een jeugd, van je 15-de tot je 25-ste omgeven door oorlogsgeweld. Niet dagelijks natuurlijk, maar toch wel met grote regelmaat. Het zal een diepe indruk op hem gemaakt hebben, helaas vertelde hij er weinig over. Daarom steek ik maar ieder jaar op D-Day een denkbeeldige duim naar hem omhoog. Naar hem en naar al die jonge mannen die hun leven waagden en veel te vaak ook gaven voor ons.