Een blog schrijven op de maandag na een wedstrijd van het Nederlands voetbalelftal kan tegenwoordig bijna niet anders dan een triest verhaal opleveren. Ik schrijf “voetbalelftal”, maar dat doe ik alleen om te voorkomen dat iemand denkt dat ik naar een hockeywedstrijd heb zitten kijken. Dus niet omdat het elftal gisteren iets deed dat op voetballen leek.
In zo’n trieste stemming is het moeilijk om te schrijven over positieve onderwerpen, zoals de beweging die er begint te komen in de opvang van de vluchtelingen in Europa. Of over de goede prestaties van de Nederlandse roeiers bij het WK in Frankrijk of van de Nederlandse wielrenners in Spanje. Het liefst zoek je op dit soort dagen een lichtvoetig en neutraal onderwerp. Maar toen keek ik even op Twitter…
Wat bleek daar trending? Er was een nieuwe Stonehenge ontdekt, op maar een paar kilometer van de reeds bekende prehistorische kiezelcollectie. Een hele rij van zo’n 100 grote stenen, tot wel 4,5 meter hoog, maar wel met één groot verschil ten opzichte van het bekende Stonehenge: deze stenen zitten onder de grond…
Ik zie het al voor me. Gestreste ouders die hun zeurende kinderen meeslepen naar een weiland en dan wijzen: kijk, daar onder dat gras, daar staan ze. Eerst zal er een ijscokar verschijnen, dan een betaalde parkeerplaats, al snel gevolgd door een McDrive. Duizenden mensen die komen kijken naar… Ja, naar wat eigenlijk? Groeiend gras. En met dat kijken naar groeiend gras zijn we weer terug bij het Nederlands Elftal. Want een wedstrijd van Oranje bijwonen is tegenwoordig ongeveer hetzelfde, toch?