Vruchtbaar taalgebruik
Als je de titel van dit blog leest denk je misschien als eerste aan uitdrukkingen als ‘een appeltje met iemand te schillen hebben’ of ‘de druiven zijn zuur’. Maar in onze taal komen ook woorden voor die klinken als vruchten, terwijl ze daar in feite niets mee te maken hebben. Voorbeelden daarvan zijn ‘krenten’, ‘krieken’, ‘rapen’, ‘peren’, ‘pruimen’ en ‘sleeën’. Het zijn allemaal werkwoorden die hetzelfde geschreven worden als de naam van vruchten. Krenten doe je met druiven, je haalt de kleine, niet aangeslagen vruchtjes uit de tros. En krenten zijn natuurlijk ook gedroogde druiven. Krieken is het aanbreken van de dag en het zijn kersen. Op een akker kun je rapen rapen. Er uit peren betekent er vandoor gaan. Pruimen doe je met tabak en sleeën is behalve het rijden op een slee ook een andere benaming voor sleebessen.
Behalve werkwoorden zijn er ook zelfstandig naamwoorden die behalve de naam van een vrucht ook een andere betekenis hebben. Een noot is bijvoorbeeld ook een begrip in de muziek. Aan je schaats kun je een braam hebben. Een bes is een oud vrouwtje, terwijl een druif een niet al te snugger persoon is. Om een eikel te zijn hoef je niet aan een boom te hangen. Een krent is een overdreven zuinig persoon. Net als de eikel kan de pruim ook een bepaald lichaamsdeel aanduiden. Een kappertje knipt je haar, maar is ook de ongeopende bloem van de kappertjesplant. Amandelen kun je schaven en roosteren, maar ook uit je keelholte laten verwijderen. Maar de allermooiste vruchtennaam met dubbele betekenis is toch wel het zijden hemdje, behalve een kledingstuk ook de naam van een oude appelsoort, die heel zacht aanvoelt.